Gezondheidsraad: Strenger beleid nodig tegen luchtverontreiniging
Gepubliceerd: 1 mrt 2018Luchtverontreiniging levert een belangrijke bijdrage aan ziekte en sterfte. Alleen al blootstelling aan fijnstof is verantwoordelijk voor zo’n 4 procent van de ziektelast in Nederland. Na roken (13%) behoort luchtverontreiniging daarmee tot één van de belangrijkste risicofactoren, in dezelfde orde van grootte als overgewicht (5%) en weinig lichamelijke activiteit (3-4%). Dat blijkt uit een nieuw advies van de Nederlandse Gezondheidsraad.
De lucht is een stuk schoner geworden. Vooral de concentraties van fijnstof en stikstofdioxide in de lucht zijn de laatste decennia sterk gedaald, zodat nu vrijwel overal in Nederland wordt voldaan aan de Europese grenswaarden voor deze stoffen, met uitzondering van enkele zogenoemde ‘knelpunten’ in de grote steden (stikstofdioxide) en in gebieden met intensieve veehouderij of industrie (fijnstof).
Gezondheidseffecten van luchtverontreiniging
Blootstelling aan fijnstof, stikstofdioxide en ozon kan nadelige gezondheidseffecten veroorzaken. Het gaat vooral om:
• het ontstaan en verergeren van luchtweg- en longaandoeningen, inclusief longkanker; en
• het ontstaan en verergeren van aandoeningen van hart en bloedvaten.
Voor andere aandoeningen is de bewijskracht voor een oorzakelijk verband onvoldoende.
Blootstelling aan luchtverontreiniging kan ook vroegtijdige sterfte veroorzaken. De concentraties fijnstof, stikstofdioxide en ozon in de Nederlandse lucht leidden in 2014 in Nederland naar schatting tot 12.000 vroegtijdige sterfgevallen.
Gezondheidswinst
Volgens de Gezondheidsraad is er nog aanzienlijke gezondheidswinst te behalen. Om dat te bereiken zou de overheid niet alleen strengere grenswaarden voor luchtverontreiniging moeten aanhouden dan Europa, maar ook dan de Wereldgezondheidsorganisatie, schrijft de Nederlandse Gezondheidsraad. Zelfs bij concentraties onder de gezondheidskundige advieswaarden van de WHO kan luchtverontreiniging de gezondheid aantasten en tot vroegtijdige sterfte leiden. Kinderen, ouderen en mensen met luchtwegaandoeningen (vooral astmapatiënten) blijken extra gevoelig voor de effecten van blootstelling aan fijnstof, stikstofdioxide en ozon. Mensen met hart- en vaataandoeningen zijn extra gevoelig voor fijnstof.
De Gezondheidsraad adviseert de regering prioriteit te geven aan het terugdringen van de concentraties fijnstof en stikstofdioxide afkomstig van wegverkeer (vooral dieselvoertuigen) en het aanpakken van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij.
Specifieke maatregelen ter bescherming van hoogrisicogroepen
Verdere gezondheidswinst is te behalen door rekening te houden met hoogrisicogroepen: zowel mensen die langdurig verhoogd worden blootgesteld aan luchtverontreiniging, als mensen die vanwege leeftijd (kinderen en ouderen) of ziekte extra gevoelig zijn voor luchtverontreiniging. Ter bescherming van hoogblootgestelde groepen, adviseert de commissie extra maatregelen rond zogenoemde ‘hot spots’: locaties met relatief veel luchtverontreiniging, bijvoorbeeld rond drukke wegen.
Voorbeelden van de aanpak van dergelijke hot spots in steden zijn: autoluwe binnensteden, milieuzones en snelheidsbeperkingen. Om specifiek de hooggevoelige groepen te beschermen pleit de commisie voor een ‘gevoeligebestemmingenbeleid’: geen voorzieningen voor kinderen en ouderen in de buurt van een hot spot. Om gevoelige groepen extra te beschermen, pleit de commissie voor het actiever verspreiden van specifieke gedragsadviezen, bijvoorbeeld om tijdens periodes van smog door ozon ’s middags buitenshuis geen zware inspanning te verrichten of binnen te blijven.
Internationale aanpak
Een internationale aanpak is onontbeerlijk, niet alleen voor fijnstof, ook voor de andere bestanddelen van luchtverontreiniging. Om de ozonconcentratie in Nederland effectief te verlagen moeten de uitstoot van bijvoorbeeld stikstofoxiden en methaan in heel Europa en zelfs op de rest van het noordelijke halfrond worden verminderd. Daarnaast is het belangrijk dat het Nederlandse beleid zich richt op vermindering van de uitstoot van stoffen die ook in naburige landen tot fijnstofvorming bijdragen, zoals ammoniak.
Bron: gezondheidsraad.nl